Hoe vaak heb ik je al niet gezegd dat
ik mij geheel wil inzetten voor de psychiatrische gestoorde mens.
En dan zit
jij maar te lullen en met je hand over je kin te wrijven. Dat is zeker een tik
van je? Altijd dat gepluk aan je kin.
En dan de smoesjes die je verkoopt. Dat
ik niet geschikt zou zijn voor de verpleging van psychisch of psychiatrische
gestoorde mensen omdat ik geen mulo-diploma zou hebben. Alsof dat ter zake doet
of je diploma’s hebt.
Natuurlijk doet dat ter zake. Dat weet ik ook wel. Mijn
hele leven is verpest door die rot-diploma’s. Want zeg nou zelf vriend. Waarom
hebben andere wel diploma’s en ik niet? Daar zit wat achter. En wat is nou
iemand met een mulo-diploma? Ik ben er zeker van dat ik dat werk net zo goed
doe als iemand met een diploma. En jij bent dokter. Dus je kan het weten.
Waarom adviseer je mij dan niet? Waarom geef je ze niet de raad bij zo’n
psychiatrisch instituut om mij aan te nemen? Jouw woord is immers wet. Als jij
zegt dat het zonder mulo-diploma net zo goed kan dan nemen ze mij wel. Dat geef
ik je op een briefje. Jij hoeft alleen maar op te bellen en te zeggen dat je
iemand hebt die zich helemaal wil inzetten voor de psychische of psychiatrisch
gestoorde mens en ik heb mijn levensdoel bereikt. En nou kan jij wel zeggen dat
die dingen niet zo eenvoudig liggen, maar dan zijn maar smoesjes en dooddoeners.
Die dingen liggen niet zo eenvoudig, mijnheer Keefman. Dat zeg je toch altijd.
Die dingen liggen niet zo eenvoudig. Houd jij je zelf soms voor scherpzinnig
met die stomme opmerkingen van je? Die dingen liggen wel eenvoudig. Je hoeft
alleen maar op te bellen. Zo gaat het nou eenmaal in het leven. De dingen
gebeuren op afspraak. En op voorspraak. Dat is het. Ik heb nooit voorspraak
gehad in mijn leven. Daarom zit ik hier in het gekkenhuis. Omdat ik nooit
voorspraak heb gehad in mijn leven. Anderen rollen overal binnen. Maar mij
wijzen ze de deur. Ze wijzen mij de deur zeg ik je. En nou heb je weer een
ander lulpraatje.
Weet je waar ik soms zo’n zin in heb? Om die stompzinnige bek
van jou in elkaar te slaan. Want nou heb je weer een ander smoesje. ‘U moet het
zelf doen, mijnheer Keefman. U moet het zelf doen. Als u in de B-verpleging
wilt dan moet u daar zelf de nodige stappen voor zetten.’
Maar vriend je weet
toch immers dat ik zo helemaal niet in de B-verpleging kan. Natuurlijk wil ik
mij helemaal inzetten voor mijn psychisch of psychiatrisch gestoorde
medemensen. Maar jij weet net zo goed als ik dat ik helemaal niet kan. Ik zou
jou wel eens willen zien als je een gehoorgebrek had en een spraakgebrek. Dan
zou jij ook niet doen alsof het allemaal maar even gemakkelijk was.
Weet je wat
er aan schort? Jij wilt mij helemaal niet begrijpen. Je doet maar net of je
neus bloedt. Of er met mij helemaal niets aan de hand is. Maar jij weet niet
hoe eenzaam een mensen die doof is. En dan kan jij wel zeggen dat ik helemaal
niet doof ben, maar dan ben jij voor mij geen dokter. Dan weet jij er geen
klote van. Denk jij nou heus dat ik in een psychiatrische instituut kan gaan
werken zolang er niks aan mijn gehoor gedaan is? Psychiatrisch gestoorde mensen
hebben er nog meer behoefte aan dan andere mensen dat zij worden verstaan. Maar
ik ben immers doof, of tenminste hardhorend en dacht jij dan heus dat ik aan
kon komen kloppen voor een betrekking in de psychiatrie? Dat is immers te gek om
los te lopen. Je weet zelf hoe ik gehandicapt ben door mijn spraakgebrek.
Andere praten maar. En ik zit er zwijgend bij. Ik doe mijn mond niet open. Omdat
ik een spraakgebrek heb. Dat sluit mij overal buiten. En nou kan jij wel zeggen
dat ik helemaal geen spraakgebrek heb, maar wie kan dat nou beter weten? Jij of
ik? Wat heb ik er aan dat jij briefjes schrijft om mij aan te bevelen? Zolang ik
doof ben kan ik toch nergens terecht. Dus daar moet eerst mee begonnen worden.
Met die doofheid. Daar ben ik mijn hele leven door achteruit gezet.
Weet je dat
ik nog niet kon praten toen ik zes jaar was. En weet je wat ze zeiden? Dat ik
lui was, of achterlijk. Dat het daar van kwam. Maar weet je wat mijn moeder
altijd zei? Die jongen is niet achterlijk of lui. Dat heeft ze altijd gezegd. Die
jongen is niet achterlijk of lui. Die jongen is doof, of tenminste hardhorend.
Toen wou ze al dat ik een gehoorapparaat zou krijgen. En als ik maar de zoon
van een dokter was geweest. Dan had ik dat gehoorapparaat wel gehad. Als het
voor de zoon van de dokter is dan is zo’n briefje zo ingevuld en dan betaald
het fonds. Maar voor mij worden er geen briefjes ingevuld. Voor het kind van
een weduwevrouw is dan niet nodig. Of dacht jij misschien dat het niet zo was?
Het kind van een weduwvrouw heeft geen gehoorapparaat nodig ook al is het hartstikke
doof. Daarom moest ik naar de achterlijke school vriend. Alleen daarom. Omdat
mijn moeder geen gehoorapparaat kon betalen en omdat het ziekenfonds het niet
gaf zonder een briefje. Altijd briefjes die je nodig hebt en die je niet krijgt.
Weet je wat jij van mij maken wilt vriend? Een werkman. Ik heb jou wel door.
Jij wilt helemaal niet dat ik mij voor mijn psychiatrisch gestoorde medemens na
inzetten. Daar vind je mij te vies voor. Dat moeten meiden doen die altijd goed
verzorgd zijn en die nergens last van hebben. Maar iemand die een gebrek heeft
die mag niet in de psychiatrie. Zo ben jij ook. Want je zit nou wel altijd
heilige te spelen die het allemaal zo goed bedoelt maar ik heb je door. Jij
wilt een werkman van mij maken. Omdat het blijven moet zoals het is. Het mag
niet anders worden. Mensen als ik moeten naar beneden getrapt worden. Dat is
jullie enige kracht. Mij naar beneden trappen. Want als je daarmee ophoudt is
het allemaal niet meer waard en dan ben jij geen dokter meer. Dan jij niet
langer de grote mijnheer uithangen.
Weet jij wat dat is, een werkman zijn? Dat
is je leven lang een pet dragen. Daar heeft mijn moeder mij altijd voor
gewaarschuwd. Want ik ben meer dan een werkman. Dat zei ze, die jongen is te
goed om met een pet op zijn kop te lopen. Daarom werd ik op die achterlijke
school achteruit gezet. Omdat mijn moeder niet over zich heen liet lopen. Omdat
ik te goed ben om wasknijpers te maken. Want daar komt het toch op neer als je
een fabriek in gaat. Dat is net als hier. Dat is wasknijpers maken voor hoge
heren.
Of dacht jij soms dat ik te lui ben om
te werken? Nee vriend, ik ben niet lui. En ik voel mij niet te goed om mijn
handen te gebruiken. Maar ik laat mij door een ander niet vertellen dat ik
werkman moet worden ook al ben je honderdduizend keer dokter. Ik wil best
machinebankwerker worden. Daar gaat het niet om. Machinebankwerker is een vak.
Mijn moeder heeft gezegd dat een vak ook goed is. Want daar moet je voor leren.
Maar wie garandeert mij dat ik voor die omscholingscursus waar jij mij naar
toe wilt hebben word aangenomen? Dat is ook van de overheid! Jij weet net zo
goed als ik dat ze van de smoesjes uit elkaar basrtsen. Voor machinebankwerker
moet je immers algebra kennen. Als die cursus tenminste goed is. Op de
ambachtsschool leren ze toch ook algebra. En hoe moet ik algebra leren als ik
doof ben. Daar sta jij niet genoeg bij stil. Dat ik doof ben. Weet je wat er
voor je overblijft als je doof bent? De vuiligheid. Maar jij hebt nooit in zo’n
vieze stinkende keuken gewerkt. Want jij bent naar de universiteit geweest.
Maar je weet wat dat zeggen wil, de hele dag borden wassen en pannen schuren?
Daar wordt een mens stapelgek van. Dat is zo gemaakt om je in het gekkenhuis te
werken. Anders was ik hier nooit geweest. Want je denkt toch niet dat ik hier
voor mijn plezier ben.
Ja vriend, dat denk jij wel. Jij denkt, Keefman heeft
het goed hier. Jij denkt, voor Keefman is alles goed. Maar is dat vreten dat je
hier krijgt. Weet je dat de aardappels pikzwart waren vanmiddag? En dan zeggen
ze wel dat dat overal wel een gebeuren kan maar zo heb ik het thuis nog nooit
gekregen. Varkensvreten, dat is het. En dan al die oude vieze schooiers waar je
mee aan tafel zit. Want jij zegt wel dat zijn patiënten Maar ik zeg dat zijn
helemaal geen patiënten. Dat is tuig. Weet je wat dat hier voor een huis is.
Een huis voor asociale elementen. En daar hoor ik niet thuis. Alsof dat vreten
al niet smerig genoeg is. De een zit winden te laten en de ander zit te
kwijlen. Daar word je toch kotsmisselijk van.
Nee vriend, tussen dat schorem van jou voel ik mij niet thuis. En hoe vaak heb
ik al niet gezegd dat die oude mannetjes met hun poten van de afwas moeten
afblijven. Dat kan toch helemaal niet dat zo’n seniel mannetje in de keuken
staat af te wassen. En maar rochelen. Ik heb hier in huis nog nooit een
boterham gehad waar geen snot op zat. En dat noem jij therapie? Ouwe vieze
ventjes over mijn eten laten bazen. Daar zijn de meiden toch voor. Ook zoiets
hier in huis. Die meiden. Zijn dat verpleegsters. Ze zijn niks beters dan
hoeren. Ik ben heus niet kinderachtig maar wat die meiden durven heb ik nooit
gezien. Korte rokken zijn modern. Maar het is toch niet nodig dat zo’n slet met
haar benen zo wijd uit elkaar zit dat je de haren kan zien zitten. Waar lijkt
dat op. En dat mag omdat de een mulo-diploma hebben.
Weet jij wat het de gemeenschap kost om die meiden naar de mulo te sturen? Daar
is subsidie voor nodig. Anders waren al die scholen er niet. En die subsidie
komt uit mijn zak. Van mijn centen worden scholen betaald en universiteiten en
daarom heb ik rechten begrijp je. Maar die meiden zijn te besodemieterd om hun
poten uit te steken. Afwassen is toch zeker hun werk al hebben ze dan een
mulo-diploma. Maar ze wassen niet af omdat ze te geleerd zijn. Omdat ze met zo’n
zwart kruisje op hun jurkje lopen. Weet je wat ze doen de hele dag? Rapporten
schrijven, Waar moeten hier nu rapporten over geschreven worden? Of het mij wat
kan schelen dat mijnheer Jansen in zijn nest heeft gescheten. Daar wordt toch
niets aan gedaan. Mijnheer Jansen schijt iedere nacht in zijn nest. En wij
liggen in de stank. Maar dat kan niet schelen dat ik in de stank lig. Jij zit
in je mooie huis bij je jonge vrouw. Het is hier een armoedige troep. Wat
moeten die meiden rapporten schrijven.
Dat is ook weer zoiets waardoor ze een ander tegenhouden. Want het gaat natuurlijk
helemaal niet om die rapporten. Het gaat erom dat ze kunnen laten zine dat ze
de mulo gehad hebben. Dat ze beter hebben leren schrijven dan een ander. En een
fatsoenlijk meisje dat veel beter zou kunnen zorgen voor de psychisch dan wel
psychiatrisch gestoorde mens mag dienstbode worden. Omdat ze geen rapporten
heeft leren schrijven. Dat is de manier waarop ze je tegenhouden. Wat heeft het
genezen van mensen te maken met een mulo-diploma of met de universiteit.
Weet
je wie een dokter was? Jezus. Die genas mensen. En die had helemaal geen
geleerdheid nodig. Jezus genas mensen omdat hij de goedheid in zich droeg. Dat
is het wat bij jullie ontbreekt. Jullie kennen de goedheid niet. Daarom zit jij
in je kamertje allerlei geleerde rapporten over mij te schrijven. Maar een
behoorlijk gehoorapparaat is er niet bij. Omdat je de liefde niet hebt.
Weet je
waarom ik geen rapporten kan schrijven? Omdat ik niet kan liplezen. Want ik had
helemaal nooit naar een achterlijke school gemoeten. Ik had naar een school
gemoeten voor hardhorende dan wel dove kinderen. Dan had ik liplezen geleerd.
Dan had ik leren schrijven. Dan had ik net als al die meiden en die knullen die
hier in de verpleging zijn een mulo-diploma gehad. Dan had ik ook rapporten
kunnen schrijven.
Jan Arends. Schrijver en alcoholist met een
zeer onrustige geest.